WONEN IN ITALIË – Terug naar Uden
Maandag gingen de grenzen met Frankrijk en Zwitserland weer open. Maandagochtend om zes uur zat ik al in de auto. Met een tas vol latex handschoenen, mondkapjes, desinfecterende doekjes en handgel ging ik op weg naar de Passo della Maddalena.
Mijn eerste doel was namelijk mijn vrienden Auke en Frans en die wonen in de noordelijke Provence. Daar zou ik dan een dag blijven en dan woensdag door naar Uden rijden. De tocht via Cuneo door het Stura-dal naar de pas toe is erg mooi en door mijn vader menigmaal bezongen. Onder de azuurblauwe hemel reed hij in mijn gedachten mee.
De Passo della Maddalena lag er verlaten bij. Er stond een bordje 'France' maar het zag er niet naar uit dat hier ooit een douanepost was geweest. Alleen een groepje Franse bergwandelaars maakte zich op, bewapend met rugzak en wandelstokken, de bergen in te trekken.
Hoewel ik bars of wegrestaurants zoveel mogelijk probeerde te vermijden, ik had koffie en brioches bij me, moest ik op zeker moment toch nodig plassen. Met latex handschoenen aan, mondkapje voor en een desinfecterend doekje in de hand betrad ik een bar in een Frans bergdorpje.
Een groepje mannen stond binnen koffie te drinken. De vrouw achter de bar schoot in de lach toen ze me binnen zag komen en zei naar mijn doekje en handschoenen kijkend: "Jullie Italianen vinden ons 'schiffosi' hè?" Ik antwoordde in mijn beste Frans dat ik alleen maar 'prudent' was.
Om kwart voor twee kwam ik bij mijn vrienden aan. Daar heb ik me optimaal laten verwennen. Zo lekker als er eens voor je gezorgd wordt! We hebben bijgepraat, rosé gedronken, heerlijk gegeten en door de wijngaarden gewandeld.
Er was nog een grappig incident. Een Nederlandse kennis van hen kwam dinsdagochtend even langs. Zonder aarzelen liepen deze Arie en ik op elkaar toe, schudden elkaar de hand en stelden ons aan elkaar voor. Tot we ons realiseerden dat dat helemaal niet meer mag, elkaar een hand geven. We moesten er erg om lachen.
Woensdagmorgen om zes uur stonden mijn vrienden samen met me op, ontbeten met me en maakten ze een thermoskan koffie en broodjes voor me klaar. Om kwart voor zeven reed ik bij ze weg.
Elf uur rijden met een minimaal aantal stops. Om kwart over zes kwam ik voor mijn gevoel kreupel en verstijfd in Uden aan. Alles deed me zeer en ook de auto maakte, vooral als ik remde, een vreemd slepend geluid. Ik had hem met 130 tot 150 km. per uur volledig afgerost. Ik klopte op haar gele neus en beloofde haar een grote beurt in de garage waar ze al eerder opgeknapt was uitgekomen.
Bij het verzorgingshuis St. Jan, waar mijn moeder woont, moest ik eerst bij de receptie een formulier invullen. Daarin werd gevraagd of ik hoestte, kruisje -nee-, kuchte, weer een kruisje -nee-, of nieste -nee- en of ik gezinsleden had met die klachten, nee, nee en nee!
Boven op afdeling de Klaproos kwamen de verpleegkundigen mij allemaal begroeten. Zoals je elkaar begroet na gezamenlijk een angstig avontuur te hebben overleefd. Eén van hen liep met me mee naar mama's kamer. Ze was zo benieuwd naar mama's reactie. Die keek me één seconde sprakeloos aan en slaakte toen een kreet van blijdschap. "Ik mag haar toch wel omhelzen?" vroeg ik onzeker aan Hettie. "Ja natuurlijk" lachte ze.
En zo zat ik weer gezellig bij haar op de bank en volgen er nu twee weken van hele dagen bij elkaar zitten, koffie drinken, eten, een spelletje scrabble en veel samen tv kijken. En af en toe een horeca-uitstapje want dat mag ook.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.